Aanbevelingen voor vitale buurten
Werk integraal, bouw aan commitment en lever maatwerk
Vitaliteit op buurtniveau
Tekst: Hans Fuchs
Portretfotografie: Kick Smeets
Vitale buurten maken is een van de pijlers uit Bouwen aan buurten van de toekomst. Dat maken begint met de vraag: wat zijn dat dan, vitale buurten? Hoofdplanoloog Jos Gadet van de Directie Ruimte & Duurzaamheid deed samen met collega’s van R&D, EZ en GGD onderzoek en ging op schouw in elf Amsterdamse buurten: “Vitale buurten zijn fysiek weerbare buurten waar bewoners en ondernemers zich sociaal en economisch kunnen ontwikkelen.” Zijn onderzoek leverde twee getallen en een handvol aanbevelingen op die houvast geven bij het bouwen aan vitale buurten.
Neem nou De Pijp. “Gebouwd in de late negentiende eeuw, voegt deze Amsterdamse buurt zich steeds weer naar de behoeften, eisen en wensen van bewoners en ondernemers”, vertelt Jos Gadet. De stadsgeograaf en gemeentelijk projectleider Vitale Buurten ziet dat adaptieve vermogen veel minder in bijvoorbeeld Nieuw West: “Daar is het succes in de omgang met veranderingen zeer wisselend.”
Een van de geheimen achter de vitaliteit van De Pijp: het fysieke weefsel. Gadet: “De Pijp is fijnmazig op het niveau van het pand. Er is ruimte voor functiewisselingen in de plint, van wonen tot winkels en zelfs garagebedrijven. In de Westelijke Tuinsteden zijn de plinten strikter gedefinieerd en bezitten zodoende minder adaptief vermogen.”
Hoe sturen we dit?
De Pijp demonstreert volgens Jos Gadet hoe vitaliteit zich in een buurt manifesteert en wat het bewoners en ondernemers brengt: een weerbare stedelijke leefomgeving die mogelijkheden en kansen biedt om je sociaal en economisch te ontwikkelen.
Amsterdam zet in de Omgevingsvisie in op het maken van zulke buurten – veilig, gemengd, gezond, en kansrijk. Maar, vertelt Gadet: “Wat die vitaliteit precies is en hoe we die daar bereiken, dat wisten we lange tijd niet. Wat kunnen we eigenlijk met buurten, als het gaat om het verbeteren van de leefbaarheid? Hoe sturen we dat?”
Empirische cijfers
Om dat boven tafel te krijgen deed Gadet literatuuronderzoek, ging in elf Amsterdamse buurten op schouw met experts uit planologie, stedenbouw, economie en gebiedsontwikkeling, met ontwikkelaars, corporaties, bewoners en ondernemers. Aansluitend organiseerde Gadet verdiepingssessies. Uit die trits rolden meteen al twee getallen die contour geven aan wat vitale buurten zijn. Jos Gadet: “In een vitale buurt heeft minimaal 35% en maximaal 65 % van het bruto vloeroppervlak andere functies dan wonen. Dat zijn de enige empirische cijfer uit de literatuur die voorhanden zijn. Daarna bleek uit het schouwen: ‘Ja, dit is een werkende maat’ – mits wordt voldaan aan een hele trits aanvullende eisen, zoals de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden, goede verbindingen, voorzieningen voor buurtbewoners, maar ook voor bezoekers.”
Aanbevelingen
Op basis van het onderzoek deed Gadet in het Handboek Vitale Buurten een aantal aanbevelingen aan de Directie Ruimte en Duurzaamheid, planologen, ontwikkelaars, ontwerpers en projectleiders. De eerste aanbeveling: zorg voor integraal opdrachtgeverschap, in alle fases. Gadet: “Maak het realiseren van vitale buurten tot het doel van gebiedsontwikkeling. Formuleer als opdracht niet ‘We gaan 1300 woningen bouwen’, maar ‘We gaan 1300 woningen bouwen in een vitale buurt’! Bundel daarbij ambities en opgaven als kansengelijkheid, duurzaamheid, sociale cohesie, klimaatadaptatie, de 10-minuten stad en economisch empowerment.”
Gemeente in een andere rol
Als dat van meet af aan goed wordt meegenomen in de opdracht en de aanpak, kan pragmatisch en direct ‘werk met werk’ worden gemaakt, stelt Gadet. Zo voorkom je een stuwmeer van wensen en eisen op kavelniveau: “Dan kom je tot samen stadmaken, zonder blauwdruk, samen met externe partijen, met de gemeente in een andere rol: meer loslaten, maatwerk, flexibiliteit, transparantie over risico’s en keuzes maar met een uitgesproken ambitie.”
Vitale buurten vragen om organische planvorming, om durven loslaten en ruimte geven binnen kaders, bleek uit het onderzoek van Gadet: “De gemeente moet niet alles dichtregelen en zich blind staren op planologische kerngetallen: “Elke buurt is anders. We moeten inspelen op de variabelen en met bewoners en ondernemers uit de buurt goed kijken: ‘Wat zien we hier nou, welke kansen liggen er, welke onmogelijkheden, welke problemen kunnen we wel oplossen?’ – en dat in overleg vooraf.”
Commitment
Ontwikkel daarvoor ook financieel instrumentarium, onderstreept Jos Gadet: “Maak meer fysieke en financiële ruimte voor kleinschalige initiatieven en zorg dat ze begeleid worden bij het doen van subsidieaanvragen.”
Zo kweek je een breed gedeeld commitment aan de opgave, aldus Gadet - in plaats van een project waarin ieder zijn eigen belang verwezenlijkt wil zien: “Dat commitment moet leiden tot die drie voorwaarden voor een vitale buurt: bewoners en ondernemers moeten zich sociaal kunnen ontwikkelen en economisch, in een buurt die fysiek weerbaar is. Dat doen we samen, ieder met zijn eigen expertise.”
Aanbevelingen voor vitale buurten
Werk integraal, bouw aan commitment en lever maatwerk
Inhoud
Tekst: Hans Fuchs
Fotografie: Paul Tolenaar
Vitale buurten maken is een van de pijlers uit Bouwen aan buurten van de toekomst. Dat maken begint met de vraag: wat zijn dat dan, vitale buurten? Hoofdplanoloog Jos Gadet van de Directie Ruimte & Duurzaamheid deed samen met collega’s van R&D, EZ en GGD onderzoek en ging op schouw in elf Amsterdamse buurten: “Vitale buurten zijn fysiek weerbare buurten waar bewoners en ondernemers zich sociaal en economisch kunnen ontwikkelen.” Zijn onderzoek leverde twee getallen en een handvol aanbevelingen op die houvast geven bij het bouwen aan vitale buurten.
Neem nou De Pijp. “Gebouwd in de late negentiende eeuw, voegt deze Amsterdamse buurt zich steeds weer naar de behoeften, eisen en wensen van bewoners en ondernemers”, vertelt Jos Gadet. De stadsgeograaf en gemeentelijk projectleider Vitale Buurten ziet dat adaptieve vermogen veel minder in bijvoorbeeld Nieuw West: “Daar is het succes in de omgang met veranderingen zeer wisselend.”
Een van de geheimen achter de vitaliteit van De Pijp: het fysieke weefsel. Gadet: “De Pijp is fijnmazig op het niveau van het pand. Er is ruimte voor functiewisselingen in de plint, van wonen tot winkels en zelfs garagebedrijven. In de Westelijke Tuinsteden zijn de plinten strikter gedefinieerd en bezitten zodoende minder adaptief vermogen.”
Hoe sturen we dit?
De Pijp demonstreert volgens Jos Gadet hoe vitaliteit zich in een buurt manifesteert en wat het bewoners en ondernemers brengt: een weerbare stedelijke leefomgeving die mogelijkheden en kansen biedt om je sociaal en economisch te ontwikkelen.
Amsterdam zet in de Omgevingsvisie in op het maken van zulke buurten – veilig, gemengd, gezond, en kansrijk. Maar, vertelt Gadet: “Wat die vitaliteit precies is en hoe we die daar bereiken, dat wisten we lange tijd niet. Wat kunnen we eigenlijk met buurten, als het gaat om het verbeteren van de leefbaarheid? Hoe sturen we dat?”
Empirische cijfers
Om dat boven tafel te krijgen deed Gadet literatuuronderzoek, ging in elf Amsterdamse buurten op schouw met experts uit planologie, stedenbouw, economie en gebiedsontwikkeling, met ontwikkelaars, corporaties, bewoners en ondernemers. Aansluitend organiseerde Gadet verdiepingssessies. Uit die trits rolden meteen al twee getallen die contour geven aan wat vitale buurten zijn. Jos Gadet: “In een vitale buurt heeft minimaal 35% en maximaal 65 % van het bruto vloeroppervlak andere functies dan wonen. Dat zijn de enige empirische cijfer uit de literatuur die voorhanden zijn. Daarna bleek uit het schouwen: ‘Ja, dit is een werkende maat’ – mits wordt voldaan aan een hele trits aanvullende eisen, zoals de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden, goede verbindingen, voorzieningen voor buurtbewoners, maar ook voor bezoekers.”
Aanbevelingen
Op basis van het onderzoek deed Gadet in het Handboek Vitale Buurten een aantal aanbevelingen aan de Directie Ruimte en Duurzaamheid, planologen, ontwikkelaars, ontwerpers en projectleiders. De eerste aanbeveling: zorg voor integraal opdrachtgeverschap, in alle fases. Gadet: “Maak het realiseren van vitale buurten tot het doel van gebiedsontwikkeling. Formuleer als opdracht niet ‘We gaan 1300 woningen bouwen’, maar ‘We gaan 1300 woningen bouwen in een vitale buurt’! Bundel daarbij ambities en opgaven als kansengelijkheid, duurzaamheid, sociale cohesie, klimaatadaptatie, de 10-minuten stad en economisch empowerment.”
Gemeente in een andere rol
Als dat van meet af aan goed wordt meegenomen in de opdracht en de aanpak, kan pragmatisch en direct ‘werk met werk’ worden gemaakt, stelt Gadet. Zo voorkom je een stuwmeer van wensen en eisen op kavelniveau: “Dan kom je tot samen stadmaken, zonder blauwdruk, samen met externe partijen, met de gemeente in een andere rol: meer loslaten, maatwerk, flexibiliteit, transparantie over risico’s en keuzes maar met een uitgesproken ambitie.”
Vitale buurten vragen om organische planvorming, om durven loslaten en ruimte geven binnen kaders, bleek uit het onderzoek van Gadet: “De gemeente moet niet alles dichtregelen en zich blind staren op planologische kerngetallen: “Elke buurt is anders. We moeten inspelen op de variabelen en met bewoners en ondernemers uit de buurt goed kijken: ‘Wat zien we hier nou, welke kansen liggen er, welke onmogelijkheden, welke problemen kunnen we wel oplossen?’ – en dat in overleg vooraf.”
Commitment
Ontwikkel daarvoor ook financieel instrumentarium, onderstreept Jos Gadet: “Maak meer fysieke en financiële ruimte voor kleinschalige initiatieven en zorg dat ze begeleid worden bij het doen van subsidieaanvragen.”
Zo kweek je een breed gedeeld commitment aan de opgave, aldus Gadet - in plaats van een project waarin ieder zijn eigen belang verwezenlijkt wil zien: “Dat commitment moet leiden tot die drie voorwaarden voor een vitale buurt: bewoners en ondernemers moeten zich sociaal kunnen ontwikkelen en economisch, in een buurt die fysiek weerbaar is. Dat doen we samen, ieder met zijn eigen expertise.”