Algemeen Uitbreidingsplan voor Amsterdam, afdeling Stadsontwikkeling der Dienst Publieke Werken Gemeente Amsterdam, C. van Eesteren en J. Mulder e.a., 1934
Lees verder
Voor de woongebouwen in het Algemeen Uitbreidingsplan voor Amsterdam
Tekst: Anouk de Wit
Al eerder stond Amsterdam voor een enorme opgave. Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP) uit 1935 had als uitgangspunt om ruim 11.000 woningen te bouwen. Dat was toen ruim 55 procent van de woningvoorraad. Bijna de helft was gepland in de nieuw geplande wijken buiten de ringspoorbaan. In de Westelijke Tuinsteden werden woningen ontworpen voor een specifieke doelgroep: ‘de arbeidende klasse’.
Premie. Motto f4.75. Ir. W. van Tijen, Rotterdam, inzending voor de prijsvraag voor “een complex goede arbeiderswoningen met een zoo laag mogelijke huur” 1933.
Jan Voermanstraat e.o., Overtoomseveld 1960. Achterzijde portieketagebouwblokken naar ontwerp van architect Th. J Lammers
Het merendeel van de woningen hier was bestemd als sociale woningbouw door corporaties. Hoe goed te bouwen voor deze groep was de vraag.
Daarom werd in 1933, terwijl aan het uitbreidingsplan werd gewerkt, al een prijsvraag uitgeschreven voor “een complex goede arbeiderswoningen met een zoo laag mogelijke huur”. Architecten werden zo opgeroepen in het vraagstuk te duiken van de toekomstige woningbouw. Een onderwerp dat in heel Europa hoog op de agenda stond. Hiervan getuigen publicaties over en ontwerpen voor ‘Die Wohnung fur das Existenz Minimum’ en de experimentele woningbouw die gerealiseerd was in siedlungen in Berlijn en Frankfurt am Main.
Het betrof een grootse prijsvraag met maar liefst 12 juryleden onder wie de directeuren van de Woningdienst, Bouw en Woningtoezicht en Publieke Werken. De timing was beroerd, de economische crisis was op haar hoogtepunt waardoor het bouwen van goede en goedkope arbeiderswoningen een wensbeeld bleef. De uitkomst: de publicatie “Goedkope arbeiderswoningen” verdween, net als het AUP, in een lade. En er kwam ook geen winnaar uit de bus.
Wel kregen drie bekende architecten, W. van Tijen, B. Merkelbach en J.H. van den Broek, een premie als beloning. Hun woningplattegronden bleken later een prototype voor etagebouw in strokenverkaveling. De hoofdopzet voor de bouwblokken was bij hen gelijk: een onderbouw met bergingen, vier woonlagen en centrale trappenhuizen met bordessen die per verdieping twee woningen ontsloten. De klassiek geworden portieketagewoning waaruit de tuinsteden nu voor tweederde bestaan.
Woningenplattegronden voor een portieketageflat, met wisselbeuk, aan de Ekingenstraat in Osdorp (architect Peters) en eengezinswoningen aan de Louis Bouwmeesterstraat e.o. in Slotervaart (F. den Tex en J. Hillebrants).
Bronnen: Jeroen Schilt, Van 50 m2 naar 100 m2, het AUP en de zoektocht naar een goede sociale woning’ in : Jeroen Schilt, Maurits de Hoog, Vincent van Rossem en Yttje Feddes (red). Atlas AUP Gebieden Amsterdam, Amsterdam, 2013, p. 82-103
Paul Meurs, ‘Woningplattegronden’ in: Marinke Steenhuis (red.) De nieuwe grachtengordel. De realisatie van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam, 2017, p. 366
Ton Idsinga, Jeroen Schilt, Architect W. van Tijen 1894-1974. Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld.., 1975, p. 278-282
Het AUP is na de WOII gerealiseerd. De voorgestelde woningplattegrond van Van Tijen, Merkelbach en Van den Broek zijn tot in de jaren zestig een voorbeeld geweest voor de gestapelde woningbouw. De combinatie van woonkwaliteit, flexibiliteit en prijs maakte de portieketagewoning succesvol. Binnen dezelfde structuur kon men verschillende woningtypen realiseren bedoeld voor uiteenlopende doelgroepen. Veel ideeën uit de prijsvraag vonden een toepassing, en de prijsvraaginzenders, waaronder de bovengenoemde architecten, kregen ontwerpopdrachten in de tuinsteden.
De zoektocht naar de goede woning- plattegrond
Oud nieuws
Inhoud
Algemeen Uitbreidingsplan voor Amsterdam, afdeling Stadsontwikkeling der Dienst Publieke Werken Gemeente Amsterdam, C. van Eesteren en J. Mulder e.a., 1934
Tekst: Anouk de Wit
Al eerder stond Amsterdam voor een enorme opgave. Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP) uit 1935 had als uitgangspunt om ruim 11.000 woningen te bouwen. Dat was toen ruim 55 procent van de woningvoorraad. Bijna de helft was gepland in de nieuw geplande wijken buiten de ringspoorbaan. In de Westelijke Tuinsteden werden woningen ontworpen voor een specifieke doelgroep: ‘de arbeidende klasse’.
Bronnen: Jeroen Schilt, Van 50 m2 naar 100 m2, het AUP en de zoektocht naar een goede sociale woning’ in : Jeroen Schilt, Maurits de Hoog, Vincent van Rossem en Yttje Feddes (red). Atlas AUP Gebieden Amsterdam, Amsterdam, 2013, p. 82-103
Paul Meurs, ‘Woningplattegronden’ in: Marinke Steenhuis (red.) De nieuwe grachtengordel. De realisatie van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam, 2017, p. 366
Ton Idsinga, Jeroen Schilt, Architect W. van Tijen 1894-1974. Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld.., 1975, p. 278-282
Premie. Motto f4.75. Ir. W. van Tijen, Rotterdam, inzending voor de prijsvraag voor “een complex goede arbeiderswoningen met een zoo laag mogelijke huur” 1933.
Het merendeel van de woningen hier was bestemd als sociale woningbouw door corporaties. Hoe goed te bouwen voor deze groep was de vraag.
Daarom werd in 1933, terwijl aan het uitbreidingsplan werd gewerkt, al een prijsvraag uitgeschreven voor “een complex goede arbeiderswoningen met een zoo laag mogelijke huur”. Architecten werden zo opgeroepen in het vraagstuk te duiken van de toekomstige woningbouw. Een onderwerp dat in heel Europa hoog op de agenda stond. Hiervan getuigen publicaties over en ontwerpen voor ‘Die Wohnung fur das Existenz Minimum’ en de experimentele woningbouw die gerealiseerd was in siedlungen in Berlijn en Frankfurt am Main.
Het betrof een grootse prijsvraag met maar liefst 12 juryleden onder wie de directeuren van de Woningdienst, Bouw en Woningtoezicht en Publieke Werken. De timing was beroerd, de economische crisis was op haar hoogtepunt waardoor het bouwen van goede en goedkope arbeiderswoningen een wensbeeld bleef. De uitkomst: de publicatie “Goedkope arbeiderswoningen” verdween, net als het AUP, in een lade. En er kwam ook geen winnaar uit de bus.
Wel kregen drie bekende architecten, W. van Tijen, B. Merkelbach en J.H. van den Broek, een premie als beloning. Hun woningplattegronden bleken later een prototype voor etagebouw in strokenverkaveling. De hoofdopzet voor de bouwblokken was bij hen gelijk: een onderbouw met bergingen, vier woonlagen en centrale trappenhuizen met bordessen die per verdieping twee woningen ontsloten. De klassiek geworden portieketagewoning waaruit de tuinsteden nu voor tweederde bestaan.
Jan Voermanstraat e.o., Overtoomseveld 1960. Achterzijde portieketagebouwblokken naar ontwerp van architect Th. J Lammers
Het AUP is na de WOII gerealiseerd. De voorgestelde woningplattegrond van Van Tijen, Merkelbach en Van den Broek zijn tot in de jaren zestig een voorbeeld geweest voor de gestapelde woningbouw. De combinatie van woonkwaliteit, flexibiliteit en prijs maakte de portieketagewoning succesvol. Binnen dezelfde structuur kon men verschillende woningtypen realiseren bedoeld voor uiteenlopende doelgroepen. Veel ideeën uit de prijsvraag vonden een toepassing, en de prijsvraaginzenders, waaronder de bovengenoemde architecten, kregen ontwerpopdrachten in de tuinsteden.
Woningenplattegronden voor een portieketageflat, met wisselbeuk, aan de Ekingenstraat in Osdorp (architect Peters) en eengezinswoningen aan de Louis Bouwmeesterstraat e.o. in Slotervaart (F. den Tex en J. Hillebrants).